Art
Singel 100
|
Flemish Artists of the gallery: Inleiding bij de tentoonstelling 'Drie Vlaamse Schilders' bij Art Singel 100, uitgesproken op 14 maart 1998 door Willem M Roggeman
De drie kunstschilders, die hier vandaag samen tentoonstellen, zijn niet alleen drie streekgenoten, maar ook drie geestesgenoten. Zij komen uit het verre WestVlaanderen, werken in of vlakbij de stad Kortrijk, gelegen dicht bij de Franse grens, de stad die onder de naam Marke het decor heeft gevormd voor de roman "Het verdriet van Belgie" van Hugo Claus. Wat is er gemeenschappelijk in het werk van deze drie kunstenaars ? Allereerst de grensverleggende optiek van het schilderen. Zij hebben zich reeds duidelijk in de jaren tachtig verzet tegen het dematerialisatieproces, dat eerst met de arte povera en later en in nog sterkere mate met de conceptuele kunst de schilderkunst heeft willen verdringen. Zij kwamen reeds vroeg in opstand tegen de onverdraagzaamheid van de neo-conceptuelen, die hun visie als de enige geldende opdrongen. Maar deze schilders worden zelf ook gekernnerkt door een kritische ingesteldheid ten overstaan van de schilderkunst uit het verleden. Zij zochten in diverse richtingen naar oplossingen voor de vernieuwing van de schilderkunst, waaarbij zij rekening hielden met de kunstgeschiedenis, maar ook met de eigen realiteit en verbeelding. Tot de karakteristieken van deze nieuwe schilderkunst behoren de opmerkelijke vreugde in de act van het schilderen zelf, zoals dit vooral bij Piet Moerman opvalt, het centraal stellen van de mens, in casu de vrouw, zoals dit bij Rik Vermeersch het geval is, en het opwekken van extreme fantasiebeelden, waarbij de interactie tussen het intuïtieve en het lichamelijke wordt uitgedrukt in de beelden, waarin allerlei dieren, vroeger vaak tijgers, nu meestal honden, zoals Philippe Bouttens die graag uitbeeldt. We hebben hier dus te maken met drie kunstenaars, die duidelijk verwant zijn, maar die tegelijkertijd sterk verschillen doordat zij de accenten in de thematiek en ook in het schilderen zelf op heel andere terreinen hebben gelegd.
Philippe Bouttens begint zijn schilderijen steeds met een figuratief thema. Dit kan soms heel banaal zijn, een hond of een paard. Het onderwerp is eigenlijk van weinig belang. Het dient slechts als uitgangspunt om het eigenlijke schilderij te maken. Bouttens maakt gebruik van de vorm van het dier om een bepaalde beweging in zijn werk te creëren. Hij begint daarna met de anecdotiek in zijn werk te vernietigen door de figuratie gedeeltelijk of volledig te overschilderen. Bouttens bewerkt drie tot viermaal het schilderij. Hierdoor vertoont het werk op sommige plaatsen een dikke materielaag, waarbij verschillende kleuren door elkaar zijn gemengd, wat aan het schilderij een rijke textuur verleent. Tijdens het schilderen draait Bouttens het schilderij regelmatig rond om het vanuit verschillende gezichtshoeken te bewerken. Hij werkt meestal op de grond. Door het draaien van het werk krijgt het schilderij een meer abstract karakter en wordt de nog aanwezige figuratie vaak moeilijk herkenbaar. Door het overschilderen van het oorspronkelijk beeld ontstaat tevens een nieuw beeld. Zo ontdekt de kunstenaar al schilderend het beeld waar hij naar op zoek was. Deze werkwijze begint altijd intiiitief, maar naargelang het werk vordert, zal de schilder steeds bewuster schilderen, een bepaald vlak tegenover een ander plaatsen, een bepaalde kleur in contrast brengen met een andere. Toch zijn er twee kleuren, rood en blauw, die in nagenoeg al zijn werken voorkomen en die het doek meestal overheersen. Op diverse manieren poogt de schilder in het werk allerlei verbanden te leggen. In al deze werken komt steeds een grote vitaliteit tot uiting. De manier van werken is gestueel. Bouttens gebruikt weinig de kwast. Hij maakt eerder gebruik van houtplankjes, een spons, een mes, of schildert met de vingers, ofwel knijpt hij de tube rechtstreeks op het doek uit. De schilderijen van Bouttens hebben vaak een theatraal karakter, waarbij ook een dramatische kracht van het werk uitgaat. De tropische dierenwereld uit de vroege werken heeft de plaats geruimd voor meer alledaagse dieren, vooral dan de hond, terwijl het bonte kleurenpalet ook veel soberder en ook somberder is geworden.
Voor Piet Moerman komt schilderen in de eerste plaats neer op een zoektocht binnen de materie. Hij schildert steeds impulsief en komt hierdoor telkens weer voor verrasingen te staan. Het vermengen van kleuren wanneer de verf nog nat is, kan tot onverwachte resultaten leiden. Ook evolueert het schilderij voortdurend. Gedeelten worden overschilderd, details worden gewijzigd, weggeveegd, hertekend. Een groot deel van het werk komt neer op het wegschilderen van wat intuïtief werd vastgelegd. Door deze manier van werken kan het schilderij vaak sterk verschillen van de tekening, die als uitgangspunt heeft gediend. Met zo weinig mogelijk middelen, soms zelfs maar met één lijn wil de kunstenaar een zo sterk mogelijke expressie bereiken. Hij probeert alles te herleiden tot de essentie. De laatste jaren heeft zich een belangrijke verschuiving in de thematiek voorgedaan. Vroeger schilderde hij vaak dieren of een menselijke figuur, wezens die werden herleid tot hun meest elementaire vorm. Het dier werd herleid tot een kop of een schedel. Geweld in erotiek en dood waren steeds aanwezig. Het hoofdthema was de levensdrift, de vitaliteit, die leidt tot een zekere agressiviteit. De laatste jaren heeft de kunstenaar zich beperkt tot het weergeven van zijn onmiddellijke omgeving: een gezicht vanuit het atelier, het pad in de tuin dat leidt naar zijn atelier, een winterlandschap met een paar bomen. De mythische thema's van vroeger hebben de plaats geruimd voor concrete landschappen. Soms zijn deze lanschappen opgetekend tijdens reizen naar Frankrijk, zoals deze van Cap Griz Nez of van Cap Blanc Nez. Piet Moerman gaat immers altijd uit van een concreet gegeven, maar hij gaat al schilderend zijn onderwerp abstraheren, doordat hij laag na laag telkens weer overschildert en steeds meer van het oorspronkelijk gegeven afwijkt. Het thema wordt geleidelijk weggeschilderd en vervangen door het eigenlijke thema van het werk, nl. het schilderen zelf Het paradoxale bij Rik Vermeersch is dat deze kunstenaar, die bij uitstek het vrouwelijk lichaam schildert, eigenlijk de minst fysieke van deze drie kunstenaars is. Hij schildert nooit een biologisch beeld, maar probeert het anatomische te overstijgen en er een filosofische dimensie aan te verlenen. De vrouw wordt op een realistische wijze uitgebeeld. Zij is duidelijk herkenbaar, maar eigenlijk is deze figuur slechts aanleiding om een idee of een gevoel uit te drukken. Daarom wordt deze figuur ook ontdaan van alle vormelijkheden: geen poses, geen gebaren, geen grimasses, geen enkele beweging. De mens is stilgevallen en wordt bijna een object. De menselijke figuur staat stil als een zuil. Iedere emotie wordt vermeden. Alle organische aspecten zijn weggelaten. Rik Vermeersch schildert de mens alsof het om een levenloos object gaat. tfij schildert eigenlijk menselijke stillevens. Zijn grootste interesse is erop gericht de aanwezigheid van een beeld zo indringend mogelijk weer te geven. De artistieke inhoud van dit werk is niet onmiddellijk afhankelijk van het geschilderde onderwerp. Instinctief kiest Rik Vermeersch voor de vrouw omdat zij een impulsieve kracht vertegenwoordigt, die de man tot creativiteit verleidt. Maar hetzelfde kunstgevoel zou hij kunnen uitdrukken door het schilderen van een man of een dier of zelfs een object. Het is niet toevallig dat de figuur, compleet roerloos wordt voorgesteld. Iedere beweging kan immers aanleiding zijn tot een verhaal en dit wil Rik Vermeersch vooral vermijden. De menselijke figuur is stilgevallen als een voorwerp. Maar daarom is deze figuur nog niet passief. Zij wordt bijv. niet slapend voorgesteld, ook niet liggend.Vermeersch kiest welbewust voor een staande figuur, waardoor het statische karakter nog wordt benadrukt. Alle bijkomstigheden zijn weggelaten. Het kleurenpalet is beperkt tot primaire kleuren. De verftoetsen zijn herleid tot verticale en horizontale toetsen. De kleurtoetsen van de achtergrond lopen verder dwars door de menselijke figuur heen, waardoor de vrouw wordt opgelost in het milieu en er mee deel van uitmaakt. De grens tussen het uitgebeelde en zijn omgeving wordt zoveel mogelijk opgeheven. De werkwijze van Rik Vermeersch is merkwaardig. Hij laat een model poseren, neemt een aantal foto's en begint dan met een foto als uitgangspunt te schilderen. Hij gaat tijdens het schilderen echter op een digitale manier te werk. Hij schildert namelijk stroken van links naar rechts. Strook na strook wordt geschilderd van bovenaan het doek naar onder. Hierbij wordt uitsluitend met verticale en horizontale verftoetsen geschilderd, zodat het beeld op een bijna mechanische manier wordt opgebouwd. De vrouwelijke figuur wordt dus fragmentair opgebouwd, waarbij de kunstenaar uitsluitend gebruik maakt van binaire middelen. De gebruikte kleuren zijn rood, geel, blauw en wit. Deze kleuren worden nooit op het palet gemengd, maar doordat de kunstenaar steeds nat in nat schildert, raken de kleuren op het doek vanzelf gemengd. Het meest recent zijn de bustes, waar de vrouw wordt afgebeeld tot aan de borsten en de schouders, waarbij de armen dus reeds buiten het beeld vallen. Het lijken close-up opnames van de figuren, die vroeger ten voeten uit werden voorgesteld. Rik Vermeersch had reeds eerder portretten geschilderd, maar met deze bustes houdt hij het midden tusssen het portret en de complete menselijke figuur. Ook hier blijkt, net als in de vrouwennaakten, hoe Rik Vermeersch iedere persoonlijke geste van de kunstschilder vermijdt. Alles wat zou kunnen verwijzen naar virtuositeit of naar het individualistisch karakter van de schilder wordt gebannen. Het schilderij wordt opgebouwd als coniputerprints, met ondeelbare elementen, waarbij ieder menselijk aspect van de kunstenaar wordt vermeden. Met deze strengheid komt de kunstenaar tot de grootste graad van zuiverheid in de beeldvorming. Zo blijkt dat bij deze drie sterk verschillende kunstenaars toch eenzelfde artistieke houding kan vastgesteld worden: niet het uitgebeelde onderwerp is het belangrijkste, maar wel het schilderen zelf dat eigenlijk het onuitgesproken thema van hun oeuvre vormt. Willem M Roggeman
|
|